Door de menselijke geschiedenis heen is het concept van een “uitverkoren volk” een belangrijk theologisch thema geweest, vooral binnen de abrahamitische tradities. De koran biedt een genuanceerde en uitgebreide visie op dit concept, met name met betrekking tot de kinderen van Israël (bani israël). Dit artikel gaat in op hoe de koran het idee van goddelijke voorkeur benadert, de historische rollen van verschillende volken bespreekt en de diepe lessen belicht die het vandaag de dag aan moslims leert. Door middel van koranische verzen en profetische overleveringen (hadith) verkennen we het evenwicht tussen goddelijke uitverkiezing, menselijke verantwoordelijkheid en de universele boodschap van rechtvaardigheid en rechtschapenheid.
Goddelijke uitverkiezing van bani israël
Allah vermeldt expliciet in de koran dat hij de kinderen van Israël heeft gekozen en hen boven andere volken heeft bevoorrecht:
يَـٰبَنِىٓ إِسْرَٰٓءِيلَ ٱذْكُرُوا۟ نِعْمَتِىَ ٱلَّتِىٓ أَنْعَمْتُ عَلَيْكُمْ وَأَنِّى فَضَّلْتُكُمْ عَلَى ٱلْعَـٰلَمِينَ ٤٧
O kindern van israël, gedenkt mijn gunst die ik jullie heb geschonken, en dat ik jullie heb bevoorecht boven de (andere) volkeren. (soera al-baqarah 2:47)
Deze goddelijke voorkeur was niet willekeurig, maar verbonden aan hun rol als dragers van allah’s boodschap. Zij werden belast met de geschriften, profeten en de verantwoordelijkheid om goddelijke leiding te handhaven en te belichamen. De koran erkent dat geen ander volk zoveel profeten heeft gehad of zoveel kansen om naar allah’s waarheid te leven en deze te demonstreren:
“en wij hebben de kinderen van Israël zeker het boek, het oordeel en het profeetschap gegeven, en wij hebben hen voorzien van goede dingen en hen boven de werelden bevoorrecht.” (soera al-jathiya 45:16)
Deze goddelijke uitverkiezing bracht echter ook een immense verantwoordelijkheid met zich mee. Hoewel de koran deze historische rol eert, bekritiseert het ook het falen van sommigen onder hen om deze verantwoordelijkheden na te komen.
De valkuil van het superioriteitscomplex
Een terugkerend thema in de koran is de waarschuwing tegen het ontwikkelen van een superioriteitscomplex. Sommigen onder bani Israël vielen in deze valkuil en geloofden dat hun uitverkoren status hen inherent superieur maakte:
وَقَالُوا۟ لَن تَمَسَّنَا ٱلنَّارُ إِلَّآ أَيَّامًۭا مَّعْدُودَةًۭ ۚ قُلْ أَتَّخَذْتُمْ عِندَ ٱللَّهِ عَهْدًۭا فَلَن يُخْلِفَ ٱللَّهُ عَهْدَهُۥٓ ۖ أَمْ تَقُولُونَ عَلَى ٱللَّهِ مَا لَا تَعْلَمُونَ ٨٠ (soera al-baqarah 2:80)
En zij zeiden: “de hel zal ons niet aankraken, behalve een beperkt aantal dagen,” zeg (o moehammad): “hebben jullie een belofte van Allah ontvangen? Dan zal Allah zijn belofte niet verbreken. Of zeggen jullie over Allah iets wat jullie niet weten?”
بَلَىٰ مَن كَسَبَ سَيِّئَةًۭ وَأَحَـٰطَتْ بِهِۦ خَطِيٓـَٔتُهُۥ فَأُو۟لَـٰٓئِكَ أَصْحَـٰبُ ٱلنَّارِ ۖ هُمْ فِيهَا خَـٰلِدُونَ ٨١
Welzeker, degenen die slechte daden verrichten, en door hun zonden omsloten zijn, diegenen dan, zijn de bewoners van de hel. Zij zijn daarin eeuwig levenden.
Dit gevoel van recht op voorrang wordt bekritiseerd omdat het het principe negeert dat goddelijke gunst afhankelijk is van rechtschapenheid en naleving van Allah’s geboden, en niet van afkomst of identiteit. De koran herinnert alle gelovigen eraan dat verantwoordelijkheid universeel is:
O mensheid, wij hebben jullie geschapen uit een man en een vrouw en wij hebben jullie tot volken en stammen gemaakt, opdat jullie elkaar leren kennen. Voorwaar, de meest edele van jullie is bij Allah degene die het meest (Allah) vreest. Voorwaar, Allah is van alles op de hoogte, alwetend.
يَـٰٓأَيُّهَا ٱلنَّاسُ إِنَّا خَلَقْنَـٰكُم مِّن ذَكَرٍۢ وَأُنثَىٰ وَجَعَلْنَـٰكُمْ شُعُوبًۭا وَقَبَآئِلَ لِتَعَارَفُوٓا۟ ۚ إِنَّ أَكْرَمَكُمْ عِندَ ٱللَّهِ أَتْقَىٰكُمْ ۚ إِنَّ ٱللَّهَ عَلِيمٌ خَبِيرٌۭ ١٣
“voorwaar, de meest eervolle van jullie bij Allah is degene die het meest godsvruchtig is. Voorwaar, Allah is alwetend en Alkennend.” (soera al-hujurat 49:13)
Het vermijden van dubbele standaarden: een les in rechtvaardigheid
De koran roept op tot rechtvaardigheid in de omgang met mensen van andere geloven en waarschuwt tegen het hanteren van dubbele standaarden. Net zoals moslims het onrechtvaardig vinden om verkeerd geciteerd te worden uit de koran, worden zij gewaarschuwd om hetzelfde niet te doen met de geschriften van joden en christenen:
يَـٰٓأَيُّهَا ٱلَّذِينَ ءَامَنُوا۟ كُونُوا۟ قَوَّٰمِينَ لِلَّهِ شُهَدَآءَ بِٱلْقِسْطِ ۖ وَلَا يَجْرِمَنَّكُمْ شَنَـَٔانُ قَوْمٍ عَلَىٰٓ أَلَّا تَعْدِلُوا۟ ۚ ٱعْدِلُوا۟ هُوَ أَقْرَبُ لِلتَّقْوَىٰ ۖ وَٱتَّقُوا۟ ٱللَّهَ ۚ إِنَّ ٱللَّهَ خَبِيرٌۢ بِمَا تَعْمَلُونَ ٨
“o jullie die geloven! Weest standvastig voor Allah als rechtvaardige getuigen. En laat de haat van een volk jullie er niet we brengen niet rechtvaardig te wezen. Weest rechtvaardig, dat is het dichtst bij taqwa. En vreest allah. Voorwaar, Allah weet wat jullie doen. (soera al-ma’idah 5:8)
De koran richt zich tot joden en christenen op meerdere niveaus: het aanspreken van religieuze leiders (rabbijnen en priesters), het bekritiseren van historische misstappen en het prijzen van degenen onder hen die rechtschapenheid hooghouden. Deze gebalanceerde benadering benadrukt de inzet van de koran voor rechtvaardigheid en objectiviteit.
Selectieve geschiedschrijving: een universeel probleem
De neiging om selectieve delen van de geschiedenis te verheerlijken en de donkere hoofdstukken te negeren, is niet uniek voor bani Israël. De koran benadrukt deze tendens om moslims aan te moedigen eerlijk naar hun eigen geschiedenis te kijken:
أَفَلَمْ يَسِيرُوا۟ فِى ٱلْأَرْضِ فَيَنظُرُوا۟ كَيْفَ كَانَ عَـٰقِبَةُ ٱلَّذِينَ مِن قَبْلِهِمْ ۚ دَمَّرَ ٱللَّهُ عَلَيْهِمْ ۖ وَلِلْكَـٰفِرِينَ أَمْثَـٰلُهَا ١٠۞
“reizen zij dan niet door het land, zodat zij kunnen zien wat het einde was van degenen vóór hen? Allah vernietigde hen, en voor de ongelovigen wacht iets vergelijkbaars.” (soera Muhammad 47:10)
Deze zelfreflectieve benadering moedigt moslims aan om te leren van de fouten uit het verleden, met erkenning van zowel de prestaties als de mislukkingen van hun voorgangers. De koran schuwt het niet om de tekortkomingen van eerdere volken, inclusief moslims, te belichten, om zo nederigheid en verantwoordelijkheid te bevorderen.
Gedeelde helden en universele waarden
Interessant genoeg presenteert de koran vele figuren uit de israëlitische geschiedenis als helden voor moslims. De metgezellen van israëlitische profeten die standvastig bleven in hun geloof, worden genoemd als voorbeelden van moed en rechtschapenheid. Dit illustreert dat de boodschap van de koran etnische en religieuze grenzen overstijgt en universele waarden benadrukt:
إِنَّ هَـٰذِهِۦٓ أُمَّتُكُمْ أُمَّةًۭ وَٰحِدَةًۭ وَأَنَا۠ رَبُّكُمْ فَٱعْبُدُونِ ٩٢
“voorwaar, dit is jullie godsdienst, één godsdienst, en ik ben jullie heer, aanbid mij dan.” (soera al-anbiya 21:92)
Hedendaagse reflecties: ethische consistentie
De kritiek van de koran op onethisch gedrag, zoals oneerlijkheid of neerbuigendheid tegenover anderen, is universeel toepasbaar. Bijvoorbeeld, het onethische gebruik van financiële uitbuiting van niet-moslims, gerechtvaardigd door sommigen onder het mom van religieuze superioriteit, wordt expliciet veroordeeld:
“wee degenen die bij het meten en wegen bedriegen, die, wanneer zij door mensen laten meten, volledig nemen, maar wanneer zij voor anderen meten of wegen, tekortdoen.” (soera al-mutaffifin 83:1-3)
Dit principe versterkt de Koranische ethiek dat ethisch gedrag niet beperkt is tot de gemeenschap van gelovigen, maar zich uitstrekt tot de hele mensheid.
De laatste boodschapper en de universele boodschap
De koran vertelt hoe Allah de laatste profeet, Mohammed (vrede zij met hem), zond onder de ongeletterde Arabieren, wat ingaat tegen het gevestigde geloof in etnische of culturele superioriteit:
هُوَ ٱلَّذِى بَعَثَ فِى ٱلْأُمِّيِّـۧنَ رَسُولًۭا مِّنْهُمْ يَتْلُوا۟ عَلَيْهِمْ ءَايَـٰتِهِۦ وَيُزَكِّيهِمْ وَيُعَلِّمُهُمُ ٱلْكِتَـٰبَ وَٱلْحِكْمَةَ وَإِن كَانُوا۟ مِن قَبْلُ لَفِى ضَلَـٰلٍۢ مُّبِينٍۢ ٢
“hij is degene die onder de ongeletterden een boodschapper uit hun midden heeft gezonden, die zijn verzen aan hen voordraagt, hen zuivert en hen het boek en de wijsheid onderwijst, hoewel zij daarvoor in duidelijke dwaling verkeerden.” (soera al-jumu’ah 62:2)
Deze keuze benadrukt dat goddelijke wijsheid en leiding niet het exclusieve domein zijn van een enkele groep. De boodschap van de islam is universeel, bedoeld voor de hele mensheid, ongeacht ras, etniciteit of sociale status.
Samenvattend
De koran biedt diepgaande lessen in zijn discours over het concept van een uitverkoren volk. Hoewel het de historische rol van bani Israël erkent, bekritiseert het ook het misbruik van die status. Belangrijker nog, het leert moslims om soortgelijke valkuilen te vermijden: het afwijzen van superioriteitscomplexen, het omarmen van rechtvaardigheid en het eerlijk leren van de geschiedenis.
Uiteindelijk benadrukt de koran dat ware adel niet ligt in afkomst, maar in rechtschapenheid, ethisch gedrag en oprechte overgave aan Allah. Deze universele boodschap blijft net zo relevant vandaag de dag als in het verleden, en leidt gelovigen naar een rechtvaardig, nederig en reflectief leven.