“Weerhoud je er van om de vervloeking en straf van Allah over iemand te vragen.” (Aboe Dawoed, Tirmizi, Hakim)
Salama bin Akwa (moge Allah tevreden met haar zijn) heeft overgeleverd:
“Wij beschouwden het als een grote zonde, als we iemand zagen die zijn gelovige broeder vervloekte” (Tabrani)
Uit deze twee overleveringen leren we dat de Booschapper van Allah het vervloeken van mensen verboden heeft. Het vervloeken van mensen is een product van woede en in tegenstrijd met de barmhartigheids-en vergevingsprincipes van de islam. Een moslim dient altijd geduldig, vergevend, respectvol en barmhartig te zijn in het geval hem onrecht wordt aangedaan.