Nieuwe vraag

Was de Profeet Mohammed, vrede zij met hem, alléén voor Arabieren of zijn tijdgenoten?

Er is geen bron of aanwijzing die erop duidt dat het pro­feetschap van Mohammed, vrede en zegeningen zij met hem, slechts voor Arabieren of zijn tijd­genoten was. Integendeel, alle beschikbare bronnen en aan­wijzin­gen bevestigen dat zijn profetische missie voor alle tijden en wezens bedoeld is. Zelfs zijn eigen leven, gedurende welke hij naar streefde om de islam over de hele wereld te verspreiden, bewijst dat het zo is.

Mensen als Alexander de Grote, de Romeinse keizers, Napole­on, Hitler of de imperialistische veroveraars van Europa, Rusland en Amerika zaten alleen achter een omvangrijke heerschappij omwille van wereldse macht en gezag. Maar toen de Profeet Moham­med, vrede en zegeningen zij met hem, zijn volgelingen de opdracht gaf om de islam over de hele wereld te verkondigen, was het zijn doel om de obstakels uit de weg te ruimen die mensen ervan verhinderden om op aarde en in het Hiernamaals gelukkig te zijn. En het was zijn doel om te voorkomen dat zij (die geschapen zijn als de parels van de schepping, maar tot het allerlaagste kunnen zinken) in het diepste van de hel zouden vallen. En om hen in plaats daarvan in staat te stellen waarden terug te krijgen die ze hadden verloren en de zuiverheid terug te winnen, waarmee ze waren geboren. Als de laatste Boodschapper van Allah, vrede en zegeningen zij met hem, en steeds onder Zijn Leiding en Bevel streefde hij er in zijn leven naar  om, voordat het te laat werd voor anderen, het licht van de Islam zover mogelijk te verspreiden, zodat anderen op de hoogte werden gebracht van de Goddelijke Boodschap. En hier slaagde hij zeker in.

Laten wij enkele punten nagaan die de universaliteit van zijn zending aantonen:

1) Terwijl hij zelf nog in Mekka was, stuurde hij sommige Moslims  naar Ethiopië (toen Abessinië). Dankzij de inspanningen van deze gelovigen, kregen de Ethiopiërs de kans om de Islam te leren kennen en zich daarbij aan te sluiten.  Het vertrek daar­heen van de moslims was voor de buitenwereld een vlucht voor de hevige vervolging door de heidenen. Echter, het feit dat koning Negus en edellieden rond hem zich tot de islam bekeerden, was een van de eerste tekenen van de algemeenheid van het profeetschap van Mohammed, vrede en zegeningen zij met hem.

2) Onder de eerste Moslims bevonden zich Bilal uit Ethiopië, Suhayb uit Rum (Byzantium) en Salman uit Perzië enzovoorts. Ofschoon ze uit verschillende landen kwamen en van verschillende ras waren, zaten ze in de voorste gelederen van de moslims. Bovendien toonde het feit aan dat deze en vele andere niet-Arabieren hogere rang en aanzien werden gegeven dan vele Arabie­ren, hoe de islam van het begin af aan een universeel perspectief naar voren bracht.

3) Lang voor de verovering van Irak en Perzië berichtte de Profeet, vrede en zegeningen zij met hem, Suraqa, die de Profeet, vrede en zegeningen zij met hem, achterna zat toen hij van Mekka naar Medina emigreerde, dat hij, Suraqa, de ringen van Chosroes, zoon van Ormuz, Koning van Perzië (al-Kamil, 2:74) zou dragen. Dit luidt erop dat de Profeet, vrede en zegeningen zij met hem, wist dat de Islam tot in Irak en Perzië gebracht zou worden, en het impliceert dat dat ook moest gebeuren. Dit gebeurde inderdaad en na de verovering droeg Suraqa inderdaad de ringen van Chosroes.

4) Bij zijn verblijf in het huis van Umm Haram bint Milhan (zijn tante en tevens de vrouw van Ubada bint Samit), sliep de Profeet, vrede en zegeningen zij met hem, voor een korte tijd. Toen hij wakker werd, zei hij met een glimlach: ” Mijn umma (volgelingen) is aan mij getoond. Ik zag mijn umma oorlog voeren op de zeeën als koningen zittend op hun tronen” (al-Bidaya wa l-Nihaya, 7:152). Veertig jaar later en vergezeld door haar man stierf Ubada tijdens de veroveringstocht naar Cyprus, waar ze ook werd begra­ven. Het was zoals eerder een aan­wijzing van de Profeet, vrede en zegeningen zij met hem, dat zijn Metge­zellen de Godde­lijke Bood­schap over zee zouden en moesten dragen.

5) Eens vertelde de Profeet, vrede en zegeningen zij met hem, zijn Metgezellen: “Egypte zal na mij veroverd worden. Wees goed en vriendelijk tegenover de mensen ervan. Ga op een vriendelijke manier met hen om, want er is verwantschap en wederzijdse plicht (zimma) tussen jullie en hen” (al-Tabari, 4:228). Zo deelde hij hen mee dat het licht van de Islam nog tijdens hun leven Egypte zou gaan bereiken, en hij vroeg hen om de verwantschap die door zijn huwelijk met Maria de Kopt was opge­bouwd, te bewaren.

6) Nog voor de “strijd van Handak” voorspelde hij, terwijl hij de grep­pels aan het uitgraven was, de verovering van Hira, de van de zuilen van Chosroes’ paleis (de val van de Perzische Heerser) en de inname van Damascus. Zijn voorspellingen kwamen niet lang daarna uit (al-Bidaya wa l-Nihaya, 4:99).

Is het nu wijs om te beweren dat het profeetschap van Mohammed, vrede en zegeningen zij met hem, alleen voor de Arabieren was bedoeld? Vereist een dergelijke bewering niet dat de mensen van Hira, Damascus en Perzië Arabieren waren? Er zijn vele hadiths en verzen uit de Qur’an die er expliciet op wijzen dat het profeetschap bedoeld was voor alle volkeren en tijden. Hier volgen enkele van die verzen en overleveringen:

1) In een hadith zegt de Profeet, vrede en zegeningen zij met hem:” Elke Boodschapper­ werd naar zijn eigen volk gezonden. Ik werd naar de hele mensheid gezonden” (Bukhari; Jihad, 122). In een andere overlevering wordt het verteld als “naar zwart en wit”. Al-Tabari vertelt een andere hadith die dit bevestigt: “Ik werd naar iedereen gezonden als Genade (rahma) en als profeet. Ik maak mijn missie af. Moge Allah’s Genade over u zijn” (al-Tabari, 2:625).

2) Toen Chosroes’ gezant hem bezocht, zei de Profeet, vrede en zegeningen zij met hem, tegen hem: In de nabije toekomst zal mijn godsdienst en zijn (van de gods­dienst) soeverniteit Chosroes’ troon bereiken (al-Kamil, 2:146).

3) Eeuwen geleden, vóór de verovering van Anatolië en Constanti­nopel voorspelde hij dat de zegevierende legers van de Islam de poorten van Europa zouden bereiken en hij berichtte dat Constan­tinopel (nu Istanbul) door Moslimhanden veroverd zou worden. Vele pogingen werden gedaan om dat te realiseren en om de aanmoediging in de volgende woorden van de Profeet, vrede en zegeningen zij met hem: “Constantinopel zal veroverd worden. Gezegend zij de commandant, die het zal veroveren en gezegend zij zijn legers” (Ibn Hanbal; Musnad, 4:335). Daar deze stad op zich zelf het symbool was van een omvangrijke heerschap­pij, richtte de Profeet, vrede en zegeningen zij met hem, dus de aandacht van zijn oemma op het ver­spreiden van de islam over de hele wereld.

4) De verzen in de Qur’an die over de missie van de Profeet, vrede en zegeningen zij met hem, gaan, zijn allen helder en behoeven geen uitleg en interpretatie. Ze zeggen onmiskenbaar dat de Goddelijke Openbaring via de Profeet, vrede en zegeningen zij met hem, niet was bedoeld voor een familie, een stam, een ras of een groep mensen, maar voor de hele mensheid. Mohammed, vrede en zegeningen zij met hem, kreeg de opdracht om al het levende te waarschuwen, hetzij Djinns dan wel mensen. Degene die hem en de waarheid die hij bracht afwijzen, zullen het lot der ongelovigen moeten onder­gaan. Bijvoorbeeld:

* “Het is niets anders dan een maning voor de wezens van de wereld” (Qur’an, 38:87).

* “Dit is slechts een vermaning en een duidelijke verkondiging opdat de levenden mogen worden gewaarschuwd en opdat het oordeel tegen de ongelovigen gerechtvaardigd moge zijn”  (Qur’an, 36:70)

* “Wij hebben jou slechts als verblijder en als waarschuwer voor het gehele mensdom gezonden; maar de meeste mensen begrijpen het niet” (Qur’an, 34:28).

* “Zeg: O, mensheid ik ben naar jullie gestuurd als boodschap per van Allah, aan het koninkrijk der hemelen en der aarde toebe­hoort” (Qur’an, 7:158).

De Qur’an vertelt ons uitdrukkelijk dat de vroegere profeten naar een bepaalde gemeenschap of volk waren gezonden en wijst op het verschil tussen hen en de Profeet Mohammed, vrede en zegeningen zij met hem. Bijvoor­beeld:

* “Wij zonden Noach als boodschapper tot zijn volk en hij zei: “O, mijn volk aanbidt Allah. Gij hebt geen god naast Hem. Jullie hebben geen andere god dan Hem.”  (Qur’an, 7:59).

* “En tot het volk van Ad zonden wij hunner broeders Hud. Hij zei (tegen zijn volk): “O, mijn volk aanbidt Allah. Gij hebt geen god naast Hem.” (Qur’an, 7:65).

* “Naar het volk Thamud zonden we een hunner broeders, Salih. Hij zei: “O, mijn volk, aanbidt Allah. Gij hebt geen ander god naast Hem.” (Qur’an, 7:73).

* Ook Lot zonden we (als profeet). En Lot, toen hij tot zijn volk zeide: “Pleegt gij een gruweldaad zoals niemand ter wereld ooit vóór u pleegde”  (Qur’an, 7:80).

* Naar (de zonen van) Medyen zonden we (als profeet) een hunner broeders, Shu`ayb. Hij zei: “O, mijn volk, aanbidt Allah. Jullie hebben geen andere god dan Hem”   (Qur’an, 7:85).

Bovendien wordt overal waar deze profeten in de Qur’an vermeld worden, vertelt dat ze werden gerezen uit hun eigen broeders en naar hun eigen volk werden gezonden. Zo vermijdt de Koran dubbelzinnigheid over wie profeet was voor zijn eigen volk en hij die profeet was voor de hele mensheid.

Vanaf de dag dat hij zijn eerste openbaring ontving, werd Moham­med, vrede en zegeningen zij met hem, over de hele wereld gehoord en gerespecteerd. Zijn leer, die een levenswijze was voor de mensen van Marokko tot China en die miljoenen harten over de hele wereld raakte, was en blijft het meest duurzame model voor een evenwichtig en beschaafd leven en maakt de weg vrij voor menselijke ontwikkeling en op elk gebied. Ondanks de wrede en aanhoudende onderdrukking van mos­lims, de vernieling van hun cultuur en het geven van een verkeer­de voorstelling van hun waarden en van hun geschiedenis, blijven de principes en idealen van de islam vers en levendig in de harten van de grote meerderheid van de Moslims overal ter wereld. Men zag dan ook overal op tegen hen, en velen, zelfs niet-Mos­lims, zijn het erover eens dat de ernstige problemen waarmee de mens oog in oog staat, alleen opgelost kunnen worden door deze principes toe te passen. De voortzetting van de islam, door overwinningen en nederlagen heen, temidden van een grote ver­scheidenheid aan mensen en talen, culturen en klimaten, is het onomstotelijke bewijs dat de missie van de Profeet, vrede en zegeningen zij met hem, niet bedoeld was voor een bepaalde tijd, maar voor alle mensen en voor alle tijden.