Leestijd 6 minuten

Jihad: Wat het Echt Betekent en Waarom het niet Over Geweld Gaat

Dit prachtige woord “jihad” is aan beide kanten onderworpen aan extreme standpunten.

In de islam is het soms een plicht om op te komen voor rechtvaardigheid; het is niet altijd een keuze. Het is onverstandig om conflicten op te zoeken, maar het is eveneens onverstandig om weg te lopen van verantwoordelijkheden als de situatie dat vereist. De islam is geen religie die oproept tot geweld, maar een geloof dat streeft naar het handhaven van rechtvaardigheid, zowel in vreedzame tijden als in uitdagende omstandigheden. Hiermee vermijdt de islam de hypocrisie die je soms in andere culturen en religies ziet—waar men vrede predikt maar conflicten niet schuwt, en waar men liefde verkondigt maar toch schade toebrengt aan onschuldigen.

In dit artikel werpen we licht op het veelbesproken en vaak verkeerd begrepen woord “jihad”. Het is een term die zijn oorsprong vindt in de Arabische taal en veelzijdige betekenissen heeft, variërend van taalkundige tot religieuze interpretaties.[1]

In de islamitische traditie kan Jihad op meerdere manieren worden geïnterpreteerd[2]:

  1. Jihad van het zelf: Dit verwijst naar het spirituele streven naar zelfverbetering, het opdoen van religieuze kennis, en het bevorderen van goede daden.[3]
  2. Jihad tegen de Satan: Dit gaat om het weerstaan van de verleidingen en twijfels die de Satan in de geest van een persoon probeert te plaatsen.
  3. Jihad tegen onrechtvaardigheid en kwaad: Dit kan variëren van het verbaal afkeuren van kwaad tot daadwerkelijke fysieke strijd tegen onrecht. Ibn al-Qayyim zei: “Dit is de jihad van de elite van de gemeenschap en de erfgenamen van de profeten. Degenen die er actief aan deelnemen zijn individuen in de wereld. En zij die eraan deelnemen en het ondersteunen, hoewel ze misschien in de minderheid zijn in aantal, hebben een grootse status bij Allah.[4]
  4. Gewapende strijd: Daarnaast kan er in de context van het verdedigen van een islamitisch land tegen onrecht ook sprake zijn van een gewapende strijd. Dit wordt soms als een vierde categorie van Jihad beschouwd.[5]

Dit concept van Jihad is niet enkel beperkt tot fysieke strijd, maar kan ook een mentale, spirituele, of monetaire inspanning zijn.

De eerste twee betekenissen worden gevonden in ahadith gerapporteerd door Imam Ahmad in zijn Musnad en Abu Dawoud in zijn Sunan op gezag van Fudalah ibn `Ubayd dat hij zei: “De [ware] strijder is degene die tegen zijn eigen nefs strijdt in gehoorzaamheid aan de Almachtige Allah.”

In een andere hadith gerapporteerd door al-Bayhaqy op gezag van Jabir, zei de Profeet (vrede en zegeningen zij met hem) na terugkeer van zijn laatste tocht naar Taboek: “Wij keerden terug van de kleine jihad naar de grote.” Hij interpreteerde het ook als het bestrijden van iemands begeerten. Bovendien is het dienen van ouders een soort jihad. Hij (vrede en zegeningen zij met hem) zei: ” Strijd voor hun bestwil.”

De islam stelt duidelijke grenzen aan de redenen voor het voeren van strijd, en die zijn beperkt tot drie hoofdpunten:

  • Zelfverdediging en het tegengaan van onrecht: De eerste verzen over de jihad in de islam geven aan dat het toegestaan is om te vechten als men onrecht is aangedaan of uit zijn eigen huis is verdreven, puur vanwege het geloof. Hier wordt het principe van zelfverdediging en het bestrijden van onrecht onderstreept:

  الَّذِينَ أُخْرِجُوا مِن دِيَارِهِم بِغَيْرِ حَقٍّ إِلَّا أَن يَقُولُوا رَبُّنَا اللَّهُ ۗ وَلَوْلَا دَفْعُ اللَّهِ النَّاسَ بَعْضَهُم بِبَعْضٍ لَّهُدِّمَتْ صَوَامِعُ  وَبِيَعٌ وَصَلَوَاتٌ وَمَسَاجِدُ يُذْكَرُ فِيهَا اسْمُ اللَّهِ كَثِيرًا ۗ وَلَيَنصُرَنَّ اللَّهُ مَن يَنصُرُهُ ۗ إِنَّ اللَّهَ لَقَوِيٌّ عَزِي ‎﴿٤٠﴾

die zonder recht uit hun woningen verdreven zijn, alleen maar omdat zij zeggen: “Onze Heer is God” — en als God de mensen elkaar niet had laten weerhouden dan waren kluizenaarsverblijven, kerken, synagogen en moskeeën waarin Gods naam vaak genoemd wordt zeker verwoest. Maar God zal hen die Hem helpen zeker helpen; God is krachtig en machtig. [de Kora 22:40]

  • Bescherming van kwetsbaren: De islam roept op om de zwakken en onderdrukten te beschermen als zij niet in staat zijn zichzelf te verdedigen. De Koran benadrukt het belang van het opkomen voor degenen die onderdrukt worden en niet in staat zijn zichzelf te helpen:

وَمَا لَكُمْ لَا تُقَاتِلُونَ فِي سَبِيلِ اللَّهِ وَالْمُسْتَضْعَفِينَ مِنَ الرِّجَالِ وَالنِّسَاءِ وَالْوِلْدَانِ الَّذِينَ يَقُولُونَ رَبَّنَا أَخْرِجْنَا مِنْ هَٰذِهِ الْقَرْيَةِ الظَّالِمِ أَهْلُهَا وَاجْعَل لَّنَا مِن لَّدُنكَ وَلِيًّا وَاجْعَل لَّنَا مِن لَّدُنكَ نَصِيرًا ‎﴿٧٥﴾

Wat hebben jullie dat jullie niet op Gods weg strijden en ook niet voor die onderdrukte mannen, vrouwen en kinderen die zeggen: “Onze Heer, breng ons uit deze stad waarvan de inwoners onrecht plegen en breng ons van Uw kant een beschermer en breng ons van Uw kant een helper.”  [De Koran 4:75]

  • Vrijheid van godsdienst: De islam stelt dat iedereen de vrijheid moet hebben om zijn of haar geloof te praktiseren, zonder enige vorm van dwang. De Koran waarschuwt tegen het forceren van religie, omdat dit mensen niet tot geloof maar tot hypocrisie leidt, wat als nog erger dan ongeloof wordt beschouwd:
  الَّذِينَ أُخْرِجُوا مِن دِيَارِهِم بِغَيْرِ حَقٍّ إِلَّا أَن يَقُولُوا رَبُّنَا اللَّهُ ۗ وَلَوْلَا دَفْعُ اللَّهِ النَّاسَ بَعْضَهُم بِبَعْضٍ لَّهُدِّمَتْ صَوَامِعُ وَبِيَعٌ وَصَلَوَاتٌ وَمَسَاجِدُ يُذْكَرُ فِيهَا اسْمُ اللَّهِ كَثِيرًا ۗ وَلَيَنصُرَنَّ اللَّهُ مَن يَنصُرُهُ ۗ إِنَّ اللَّهَ لَقَوِيٌّ عَزِيزٌ ‎﴿٤٠﴾

die zonder recht uit hun woningen verdreven zijn, alleen maar omdat zij zeggen: “Onze Heer is God” — en als God de mensen elkaar niet had laten weerhouden dan waren kluizenaarsverblijven, kerken, synagogen en moskeeën waarin Gods naam vaak genoemd wordt zeker verwoest. Maar God zal hen die Hem helpen zeker helpen; God is krachtig en machtig — [de Koran 22:40]

Door deze principes wordt duidelijk dat de islam niet een religie van dwang of ongegronde agressie is, maar een geloof dat streeft naar rechtvaardigheid, bescherming van de zwakken en vrijheid van godsdienst.

In het licht van de diverse en complexe betekenissen van jihad, is het belangrijk om een aantal cruciale aspecten te benadrukken die vaak verkeerd worden begrepen of misbruikt. Jihad is niet een middel om terreur te zaaien of mensen angst aan te jagen. Het is ook niet een keuze die een individu of een groep naar eigen inzicht kan maken. Jihad is een uiterst serieus besluit dat alleen in tijden van absolute noodzaak genomen mag worden, en zelfs dan alleen door erkende religieuze leiders.

Dit benadrukt het principe dat het ongeoorloofd is om op eigen houtje jihad te voeren, zonder de goedkeuring en het leiderschap van gekwalificeerde religieuze autoriteiten. In de islam is de bescherming en het respect voor menselijk leven een fundamenteel principe. Allah spoort ons aan om goed te zijn voor anderen en het leven te respecteren. Een van de meest aangehaalde verzen uit de Koran om dit te illustreren is Koran 5:32, waarin wordt gesteld dat het doden van één onschuldig leven gelijkstaat aan het doden van de hele mensheid, terwijl het redden van één leven gelijkstaat aan het redden van de gehele mensheid.

Dit vers onderstreept de heiligheid van het menselijk leven en benadrukt de ernst van het nemen van een leven zonder geldige reden. Het leert ons dat geweld en agressie tegen onschuldigen niet alleen in strijd zijn met de ethische en morele grondbeginselen van de islam, maar dat ze ook een affront zijn tegen de gehele mensheid.

Samengevat is jihad een complex en genuanceerd concept dat zorgvuldig begrepen moet worden binnen zijn religieuze, ethische en juridische kaders. Het mag nooit worden misbruikt als een excuus voor geweld tegen onschuldigen en moet altijd worden uitgevoerd onder strikt toezicht van gekwalificeerde religieuze autoriteiten. Het ultieme doel blijft het streven naar rechtvaardigheid, vrede en de bescherming van menselijk leven.

 

[1] al-Fayruz Abadi, al-Qamus al-Muhit, ‘جهد’

[2] Kitab al-Mawsu’ah al-Fiqhiyyah, vol 3, pagina 315.

[3] Ibn Hajar, Fath al-Bari, Vol 6, p. 343.

[4][4] Ibn al-Qayyim, Zaad al-Ma’ad, Vol. 2, p. 8

[5] Ibn al-Humam, Al-Kamal, Fath al-Qadir.


Array
To top