De meerderheid van geleerden is het erover eens dat iman kan toenemen en afnemen, afhankelijk van persoonlijke overtuiging en acties. Echter, Imam Abu Hanifa en andere geleerden beweren dat iman niet kan toenemen of afnemen. In een van zijn belangrijke werken, Al Fiqh al Akbar, spreekt Imam Abu Ḥanifa zich uit over het toenemen en afnemen van iman:
“Het geloof van de bewoners van de hemelen en de aarde neemt noch toe, noch af als het gaat om het geloof van de persoon; het neemt toe en af in zekerheid en erkenning.”[1]
Geloof kan als een proces worden gezien waarbij een persoon streeft naar een niveau van zekerheid over bepaalde zaken, zoals God, Zijn engelen, Zijn boeken, Zijn boodschappers, de Laatste Dag en het lot. Dit kan gebeuren door middel van het uitspreken van de twee getuigenissen met de tong en het uitvoeren of stoppen van bepaalde handelingen met de ledematen, afhankelijk van wat geboden of verboden is. Het proces van het bereiken van dit niveau van zekerheid kan verschillend zijn voor iedere persoon en kan ook tijdens het leven van een persoon veranderen.
Allah de Verhevene zegt in de Koran:
وَمَا يَتَّبِعُ أَكْثَرُهُمْ إِلَّا ظَنًّا ۚ إِنَّ الظَّنَّ لَا يُغْنِي مِنَ الْحَقِّ شَيْئًا ۚ إِنَّ اللَّهَ عَلِيمٌ بِمَا يَفْعَلُونَ“…De meesten van hen volgen slechts een vermoeden, maar vermoeden baat tegen de waarheid niets. Zeker, Allah weet wat zij doen. [de Koran 10:36]
Iman is geloven en overtuigd zijn. De essentie van geloof kan dus niet toenemen of afnemen. De mate van de zekerheid kan wel toenemen of afnemen. Een goed voorbeeld hiervan zijn de volgende verzen:
وَإِذْ قَالَ إِبْرَاهِيمُ رَبِّ أَرِنِي كَيْفَ تُحْيِي الْمَوْتَىٰ ۖ قَالَ أَوَلَمْ تُؤْمِن ۖ قَالَ بَلَىٰ وَلَٰكِن لِّيَطْمَئِنَّ قَلْبِي ۖ قَالَ فَخُذْ أَرْبَعَةً مِّنَ الطَّيْرِ فَصُرْهُنَّ إِلَيْكَ ثُمَّ اجْعَلْ عَلَىٰ كُلِّ جَبَلٍ مِّنْهُنَّ جُزْءًا ثُمَّ ادْعُهُنَّ يَأْتِينَكَ سَعْيًا ۚ وَاعْلَمْ أَنَّ اللَّهَ عَزِيزٌ حَكِيمٌ“En toen (profeet) Ibrahim zei: “Mijn Heer, toon mij hoe U de doden weer levend maakt.” Allah zei: “Geloof jij dan niet?” Ibrahim zei: “Jawel, maar het is opdat mijn hart gerustgesteld wordt.” Allah zei: “Neem dan vier stuks gevogelte en snijd ze naar jou toe in stukken. Leg dan op elke rots een stuk ervan. Roep ze dan en ze zullen op je toe komen rennen. En weet dat God machtig is en wijs.” [de Koran 2:260]
Ongetwijfeld is de zekerheid die door ooggetuigenis ontwikkeld wordt, groter dan de zekerheid die door onderzoek en kennis wordt ontwikkeld. Het eerste ervaar je en de tweede bereik je door een externe factor.
Concluderend verwijst de toename en afname (in Iman) naar de kracht en de zwakte ervan. Als voorbeeld wordt genoemd de overtuiging dat de zon iedere ochtend opkomt. Die overtuiging is veel sterker (in iemands hart) dan zijn overtuiging aangaande het begin van de wereld, hoewel hij van dat laatste ook zeker gelooft dat het heeft plaatsgevonden. Iets wat men ziet, is vaak sterker dan iets wat men niet kan waarnemen.
[1] Al Fiqh al akbar p.55