Imam Abu Hanifa en andere islamitische theologen zeggen over Iman ook het volgende:
“Iman is het overtuigd zijn met het hart. Het bevestigen van [het geloof] met de tong is een voorwaarde (Arabisch: shart) omdat je daarmee het innerlijke bevestigt. Het doen van deugdzame daden is het resultaat van overtuigd zijn en behoort tot de vruchten (Arabisch: thimar) van Iman.”
Iman is dus volgens Imam Abu Hanifa en andere islamitische theologen het overtuigd zijn met het hart. Het uitspreken hiervan met de tong wordt gezien als een voorwaarde omdat dit het innerlijke bevestigt. Het doen van goede daden is het resultaat van deze overtuiging en behoort tot de vruchten van Iman.
Verder zei Imam Abu Hanifa:
“Geloof is erkenning en bevestiging”.[1]
En hij zei:
“Geloof is een erkenning van de tong en een bevestiging door het hart, en erkenning alleen is geen geloof”.[2]
Van Imam Abu Ḥanifa en Imam Ṭahawi is ook vastgelegd dat zij de bevestiging met de tong als een integrale zuil (Arabisch: rukn) van Iman zien. Andere geleerden schrijven imam Abu Ḥanifa en andere islamitische theologen (mutakallimin) toe dat zij de verbale bevestiging als voorwaarde (Arabisch: shart) hebben verklaard.
In elk geval geldt dat de islamitische theologen en imam Abu Ḥanifa Iman hebben omschreven als “overtuigd zijn met het innerlijk hart” en “het verrichten van [goede] daden” die door hen als het resultaat en de vruchten van iman worden gezien.
[1] Al fiqh al akbar P.304
[2] Alwasiyya met uitleg, P.2