Het is verplicht voor een persoon om zijn grove ‘awra te bedekken bij het verrichten van het gebed als hij daartoe in staat is. Het bedekken van ‘awrah is namelijk een voorwaarde voor het verrichten van het gebed. Als iemand niets kan vinden om zich mee te bedekken, dan mag hij het gebed met ontbloot bovenlijf verrichten en wordt zijn gebed als geldig beschouwd. Het bedekken van de lichte ‘awra tijdens het gebed is slechts een verplichting en geen voorwaarde. Daarom is het gebed van iemand die bidt met zijn lichte ‘awra ontbloot geldig, maar hij heeft daarmee gezondigd en het wordt hem aanbevolen dat gebed te herhalen.

Wat betreft degene die bidt met zijn grove ‘awra bloot vanwege vergeetachtigheid (d.iman.z. hij vergeet dat hij zich niet naar behoren heeft gekleed), het Rajih (geprefereerde) standpunt binnen de Maliki-school is dat het voor hem verplicht is om het gebed te herhalen, ongeacht hoeveel tijd er verstreken is.

Als degene die het gebed verricht weet dat er iemand in de buurt is van wie hij de benodigde kleding zou kunnen lenen/krijgen om zich te bedekken, maar dit niet probeert en naakt bidt, dan is zijn gebed ongeldig. Evenzo, zelfs als de enige kleding die hem ter beschikking staat onrein is (zoals een doek met bloed of urine erop) of verboden (zoals zijde voor een man), moet hij deze gebruiken om zijn ‘awra te bedekken bij het verrichten van zijn gebed. Als hij dit nalaat is zijn gebed ongeldig. Verboden kleding is te verkiezen boven onreine kleding als het de enige twee mogelijkheden zijn.